CoLA en IABR Architectuurcultuur aan Staatssecretaris Uslu

Sectie
Artikelen

Stichting Coördinatie Lokale Architectuurinitiatieven (CoLA) en IABR schreven samen een open brief naar staatssecretaris Gunay Uslu van Cultuur en Media. Aanleiding is de motie van Tweede Kamerlid Sandra Beckermann (SP) op 21 juni jl. met daarin de vraag om onderzoek te doen naar een mogelijke terugkeer van een Nationaal Architectuurinstituut.

Op dit moment wordt een ambtelijk antwoord op de motie voorbereid, maar in architectuurkringen deed de motie al veel stof opwaaien. Aric Chen en Josien Paulides schreven namens Nieuwe Instituut een reactie in NRC. CoLA is een netwerk van zo’n 40 lokale architectuurinitiatieven en instellingen verspreid over het land waar Podium voor Architectuur onderdeel van is. Graag willen we de inhoud van de brief hieronder met je delen.


Geachte staatssecretaris Uslu,

Wij schrijven u namens Coördinatie Lokale Architectuurinitiatieven (CoLA), een netwerk van zo’n 40 lokale architectuurinitiatieven en instellingen verspreid over het land en de Internationale Architectuur Biënnale Rotterdam (IABR), waar (ruimtelijke) ontwerpend onderzoek aan een publiek wordt getoond. Wij willen naar aanleiding van de motie integrale visie op de woningmarkt, waarin gepleit wordt voor een nieuw Nationaal Architectuurinstituut (NAi), graag uw aandacht vragen voor bestaande culturele netwerken en infrastructuur en de wijze waarop wij de afgelopen decennia (inter)nationale maatschappelijke ruimtelijke opgaven hebben weten te verbinden aan de leefwereld van mensen.

Wij schrijven u omdat de motie gaat over de woningmarkt (BZK) maar met een Nationaal Architectuurinstituut een oplossing zoekt in de (architectuur)cultuur en onze instellingen zich in dat speelveld bevinden. De nadruk op de rol van cultuur hierin is ook voor ons cruciaal. Ruimtelijk zijn we goed ingebed (1), maar wat ontbreekt in landelijk architectuurbeleid is aandacht voor de culturele en menselijke dimensie van ontwerp. De (architectuur)culturele organisaties die wij vertegenwoordigen proberen de brug te slaan tussen de urgente planetaire transitie-opgaven en landelijk en lokaal beleid, tussen een (traditionele) bouwwereld, tussen de ontwerpsector en belangrijke maatschappelijke ontwerpopgaven. Daarbij betrekken we de gebruikers van architectuur: mensen die ergens wonen, werken, recreëren, leren of herstellen.

De toekomst van een sociaal inclusieve klimaatbestendige stad en rechtvaardigheid op de woningmarkt ligt besloten in het verbinden van ontwerpkracht aan deze opgaven. Als geen ander zijn ontwerpers in staat (integraal) te analyseren en alternatieven te verbeelden om zo de systemische veranderingen waar we maatschappelijk voor staan mede vorm te geven. Maar al hun kennis en kunde wordt niet automatisch begrepen en komt niet vanzelf terecht bij de gebruikers van architectuur en landschap.

Om ruimtelijke vernieuwing te bereiken, is daarom hernieuwde aandacht nodig voor niet alleen de fysiek-economische aspecten van de gebouwde omgeving, maar juist voor de cultureel-maatschappelijke waarde van de architectuur. We zijn ons ervan bewust dat door sturing op architectuurcultuur niet automatisch ook meer woningen zullen worden gebouwd. Maar goed woonbeleid kan niet zonder samenhangend architectuurbeleid, waaruit goed opdrachtgeverschap kan ontstaan en daarmee goed ontwerpen. Daarbij is het van belang kwaliteit boven snelheid en kwantiteit te kiezen, zodat er naast voldoende ook duurzame woningen worden gebouwd.

De lokale architectuurinitiatieven en IABR zijn voorbeelden van organisaties die presenteren, agenderen, dialoog-, contemplatie-, en educatie faciliteren, kortom bewoners betrekken in het gesprek over de veranderingen in hun leefomgeving.

De lokale architectuurinitiatieven en IABR zijn voorbeelden van organisaties die presenteren, agenderen, dialoog-, contemplatie-, en educatie faciliteren, kortom bewoners betrekken in het gesprek over de veranderingen in hun leefomgeving. Onafhankelijk, toegankelijke en met de eigenheid van de verschillende plekken in het land van waaruit zij programmeren. Daarin hebben we veel aandacht voor erfgoed, geschiedenis en lokale context. Dat doen ze met architecten, initiatiefnemers, politici en opdrachtgevers die daar ook het belang van inzien. Die coalitie en meerstemmigheid in het bespreken van de ruimtelijke opgaven is des te belangrijker nu de huidige vormen van inspraak en participatie spaak lopen door toenemende polarisatie en complexiteit van de opgaven.

De lokale initiatieven doen hun belangrijke werk vaak op een hele smalle, en vaak onzekere financiële basis, zonder structurele landelijke ondersteuning en zonder dat zij goed zijn ingebed in landelijk cultureel beleid.

De lokale instellingen en IABR komen vrijwel allemaal voort uit het architectuurbeleid van de jaren ’90. Toen er zowel nationaal als lokaal veel aandacht was voor de culturele en ruimtelijke kwaliteit van onze gebouwde omgeving en er actief gestuurd werd om daar ook in lokale context vorm en inhoud aan te geven. De lokale architectuurcentra werden bijvoorbeeld tot 2012 gesubsidieerd door het Stimuleringsfonds voor Architectuur. Dit is, net als het voormalige NAi, omgevormd door bezuinigingen van toenmalig staatsecretaris van cultuur Halbe Zijlstra tot het Stimuleringsfonds Creatieve Industrie. Dat heeft veel van de instellingen beperkt in hun programmering maar de meesten bestaan nog steeds. In de bijlage vindt u een kleine visualisering van dit netwerk en de manier waarop wij via cultureel programma professionals (beleidsmakers, architecten, bestuurders etc) verbinden aan lokale netwerken (initiatiefnemers, bewoners, leerlingen etc) en andersom. Daaruit blijkt ook dat zij hun belangrijke werk vaak doen op een hele smalle, en vaak onzekere financiële basis, zonder structurele landelijke ondersteuning en zonder dat zij goed zijn ingebed in landelijk cultureel beleid.

We omarmen het pleidooi van Aric Chen en Josine Paulides van Nieuwe Instituut dat de tijden veranderd zijn en de uitdagingen van dit moment te complex zijn en de behoeften te divers zijn om aangepakt te worden door één afzonderlijke instelling. Vanwege het bestaan van CoLA, IABR en vele andere grotere en kleine spelers hoeft dat gelukkig ook niet. Maar wij zouden daarop aanvullend graag bij een analyse van de bestaande infrastructuur kijken hoe de leemtes daarin aan te vullen en de schakels te verstevigen zijn.

Wat we nodig hebben, is structurele steun en zichtbaarheid voor de culturele impact van architectuur en de inbedding in landelijk beleid om draagvlak, begrip, ondersteuning en eigenaarschap te vinden op de schaal van de wijk, de straat, de woning, het individu. In de huidige cultuurplanperiode is slechts een marginaal percentage3 van alle beschikbare culturele middelen aan de architectuur gealloceerd. We hebben de kans om de nieuwe wederopbouw aan te grijpen voor een werkelijk integrale benadering, ook in beleid. Alleen dan kunnen de complexe (inter)nationale (transitie)- opgaven stevig worden verankerd en gerealiseerd met behoud van ruimtelijke en culturele kwaliteit (2).

Wij denken dat in de bestaande netwerken en infrastructuur een enorme kennis-, denk- en organisatiekracht zit met het vermogen om zowel (inter)nationaal als lokaal het gesprek over de culturele opgave van de leefomgeving op verschillende niveaus te voeren en dat dit in de huidige context een waardevolle bijdrage kan leveren aan de ontwerpcultuur en -dialoog. Graag maken wij nader kennis met u om deze gedachten toe te lichten en wij maken dan ook graag met u een afspraak.

Met vriendelijke groet,

Namens Coördinatie Lokale Architectuurinitiatieven (CoLA), Barbara Luns, Indira van ’t Klooster, Gabriël Verheggen Namens Internationale Architectuur Biënnale Rotterdam (IABR), Saskia van Stein

CoLA Foto: Fred Ernst
CoLA Foto: Fred Ernst

1 Onze ruimtelijke opgaven en ambities liggen grotendeels in lijn met de 16 punten voor innovatief ruimtelijk kwaliteitsbeleid dat het College van Rijksadviseurs onlangs formuleerde voor de schrijvers van nieuwe verkiezingsplannen. Alsook met de ambities die zijn geformuleerd in het Actieprogramma Ruimtelijk Ontwerp van OCW en BZK, namelijk Actielijnen 3 en 5, respectievelijk ‘Inzet ontwerp bij lokale en regionale initiatieven’ en ‘Ontwerpdialoog’. Voor onze culturele ambities hebben we vooralsnog geen landelijk aanknopingspunt.

2 Wij doen dat nu ook al, bijvoorbeeld met de organisatie van de jaarlijkse Dag van de Architectuur, waarin we grote thema’s, zoals klimaatverandering, woningnood, energietransitie en de kwaliteit van de openbare ruimte toegankelijk maken voor een breed publiek middels wandelingen, fietstochten, tentoonstellingen en stadsgesprekken. Lokaal hebben de architectuurinitiatieven het hele jaar door een programma dat aansluit op erfgoed, de stad in ontwikkeling en ambities voor de toekomst. Om effectief met elkaar te kunnen co-creëeren zijn nieuwe methodes nodig en daar kunnen ontwerpers een rol in spelen.