Beeld: Richard Proudley

In gesprek met // Moeder en dochter, wonen op 300 meter afstand

Gepubliceerd op

Moeder en dochter Cora en Jessica, beide wonend in Overbos

We zitten in het centrale park van Overbos, aan een stenen (hufterproof) picknicktafel bij de vijver. Er staat een opvallende ‘perpetuum mobile’-fontein in de vijver, die net afgelopen maand weer is hersteld. Het park rondom de vijver is tien jaar geleden door een landschapsarchitect grondig vernieuwd en het resultaat is een erg mooie groenzone. Cora vraagt ook of ik de sculpturen langs de kant heb gezien. Dat heb ik, en ik vind ze opvallend goed. Maar veel mensen hier merken ze niet eens op. Tijdens ons gesprek lopen en fietsen er veel bekenden van Jessica en vooral Cora langs, wat steeds tot enthousiast groeten leidt.

Cora vindt het park erg mooi opgeknapt, maar nu na bijna tien jaar begint het weer verwaarloosd te raken. ‘Al lopen er wel dagelijks vuilrapers rond en doet handhaving het heel aardig. Buren letten goed op en melden onregelmatigheden ook. En één keer per jaar is er een buurtbijeenkomst in wijkcentrum De Boskern over veiligheid.’

Cora, Jessica en ook Cora’s andere dochter wonen in Overbos, op 200 à 300 meter van elkaar, in de directe nabijheid van het centrale park. ‘Dit is een gebied met vrijwel alleen koopwoningen. Ik heb veertig jaar geleden hier een huis gekocht, toen kon dat nog tegen heel voordelige voorwaarden (premie B-regeling). We kwamen uit Haarlem, Overbos was gloednieuw en voelde nog helemaal als een deel van de polder.’

‘De vijver was eigenlijk meer naar het zuiden gepland, maar ligt zo ideaal in de buurt.’

Voor kinderen was Overbos vroeger een paradijs. ‘Het wemelde van de leeftijdsgenoten. Er was ontzettend veel ruimte doordat er parkeerplaatsen waren gemaakt, maar niet werden gebruikt. Jessica herinnert zich dat er op het parkeerplein voor de deur werd getennist en gevoetbald. ‘Er waren dans- en toneelvoorstellingen in de openlucht, skelterraces. Nu kan dat niet meer, want nu staat het wél vol met auto’s.’

Je leerde ook omgaan met veel verschillende bevolkingsgroepen en je leerde ruzies oplossen. Cora herinnert zich een ruzie om een knikker die Jessica had gewonnen van een jongetje een jaar jonger. ‘Zijn moeder kwam verhaal halen vanuit het kampje aan de rand van Overbos waar ze woonden, heel boos, maar de ruzie werd al pratend bijgelegd. Het lijkt erop dat dit tegenwoordig veel minder voorkomt, en zo leren kinderen veel minder goed om problemen op te lossen.’

Jessica’s kinderen weten gelukkig niet wat ze missen. ‘Dit soort ruzies maken ze weinig mee. Ze hebben het nog steeds heel erg goed hier. We wonen in Hardersbos, waar je nog steeds genoeg speelruimte hebt vlak bij huis. Dit is de betere kant van Overbos.’ Maar daarover straks meer. Hier was vroeger ook een buurtbarbecue, maar die is nu vervangen door een jaarlijkse buurtborrel. Maar wel in januari.


'Je ziet wel sporen van verpaupering in de buurt. Steeds vaker laadbakken en containers in de tuin, buitenspeelgoed dat overal rondslingert. Kinderen worden minder opgevoed.'

Dat is reden om toch na te denken over de toekomst, hoe beperkt de problemen ook (nog) zijn. En ook al voel je je over het algemeen veilig hier. Zo hebben de buren een keer een hele dag de deur open laten staan zonder dat er iets gebeurde.'

'Dat kan dus nog steeds, al heb je soms het idee wel dat mensen zich minder veilig voelen. In elk geval maakt iedereen zijn eigen terrein ook echt meer "eigen": veel meer dan vroeger bakent iedereen zijn eigen gebied af met hoge schuttingen. En ze kijken je er ook op aan als jij dat niet wilt doen.'


Zowel Cora als Jessica ziet een duidelijk verschil tussen het noorden en het zuiden van Overbos, met ’t Paradijs als scheidslijn. ‘In het noorden is meer huur, dan denken mensen toch al gauw: “Ach, het is niet van mij” en dat zie je af aan gebrekkiger onderhoud in de hele wijk. Een tuintje in een huurhuis toch lastig; het geeft geen duidelijke verantwoordelijkheid.’

Er zijn dus wel gebouwen aan vervanging toe. De hoogte in? ‘Misschien, als het maar niet té hoog is. Er zijn wel plaatsen – postzegels – waar dat zou kunnen, en waar al met meer variatie in de bouw wordt gewerkt.’ Niet per se hoogbouw: ‘Neem nu die “potloodwoningen” iets ten zuiden van het park. Die zien er opvallend uit en zorgen voor variatie. Lage seniorenhuizen en -appartementen zouden wel passen in de buurt.’ Cora moet er trouwens niet aan denken haar huis te verlaten.

‘Die variatie tussen huizen, tussen mensen: dat is als je erover nadenkt wel echt de “waarde” van Overbos.’

En tel daarbij op dat de wijk uitstekend bereikbaar is met het OV en dat er (in heel Hoofddorp) een prachtig net van fietspaden is, en je hebt een uitstekend woonomgeving. In elk geval in hun deel van de buurt.


‘De Ark en de Boskern organiseren wel activiteiten. Maar voor jongeren is er wat weinig. De JOP (Jongeren Ontmoetings Plek, dat we kunnen zien liggen vanaf de picknicktafel) is een aardig idee, maar omdat er verder niet zoveel kan wordt het toch algauw de zoveelste hangplek. En blijven kleine groepen jongeren doelloos rondlopen en dingen vernielen.’


Gevraagd naar een buurtcafé geven ze toe: dat is toch wel een gemis. ‘De snackbar vangt het een beetje op met wat tafeltjes buiten. Het plein voor ’t Paradijs mag best een beetje opgefrist.’ Maar zoals Jessica zegt: ‘De winkels zijn nu ook weer niet zó slecht met die snackbar en de Big Bazar.'

'Een groot voordeel: je hoeft niet meteen de massa in. Zoals in Floriande en Toolenburg. Houd het rustig, zelfs een beetje exclusief.’

Daarmee eindigt het gesprek. Waarna Jessica en Cora afscheid nemen en samen door het groen naar hun huizen lopen. Met elkaar, vlak bij elkaar.